Stel je de geur voor die opstijgt uit een volle, openstaande gft-container terwijl het hartje zomer is. Dát, maar dan nog tien keer erger, is wat je ruikt op vuilnisbelt Smokey Mountain in Manila, de hoofdstad van de Filipijnen. Niet zo raar dat het stinkt op een vuilnisbelt, denk je misschien. Dat is zo. Wel raar is het feit dat er op deze vuilnisbelt duizenden mensen wonen die rond moeten komen van hetgeen ze tussen het vuilnis vandaan weten te scharrelen. Dat vonden G. en ik tenminste toen we als afsluiting van onze huwelijksreis door de Filipijnen een bezoek brachten aan de organisatie Young Focus die actief is op deze plek. Het is wellicht geen gebruikelijke afsluiting voor een reis als deze maar we vonden dat we dit schitterende land niet konden verlaten zonder op z’n minst iets te zien van de kant die we als toeristen meestal bewust negeren.
Hoofdschuddend zet de taxichauffeur ons af in Tondo, Manila. Hier geen glanzende hoogbouw. Eenmaal aangekomen op de vuilnisbelt zien we (hele) kleine kinderen met prikker en plastic zak rondstruinen op zoek naar iets waardevols. We zien kinderen met zwarte roetgezichtjes die spijkers aan het zoeken zijn tussen het afkoelende houtskool. De rook slaat op onze longen en we krijgen het direct benauwd. Dit is de plek waar hele gezinnen elke dag moeten zien te overleven. On-voor-stel-baar.
En dan die griezelige, betonnen richel, die de afscheiding vormt tussen de gammele, dicht opeengepakte hutjes op palen en het grote kanaal waar immense zeeschepen af en aan varen richting de oceaan. Er is geen enkele bescherming voor de kleine kinderen die hier rondhuppelen. Ouders kunnen niet meer doen dan heel goed opletten. Terwijl we op de smalle richel staan passeert ons een moeder met haar dochtertje. Het kindje kan net lopen en heeft haar moeders hand vast. We rillen ervan als we dit beeld op ons laten inwerken. Wat een levensgevaarlijke plek.
Er is hier heel veel wat nauwelijks te bevatten is, maar één van de dingen die ons het meest zal bijblijven is het fenomeen pagpag. Dit is een woord in het Tagalog en betekent letterlijk: het afschudden van stof en viezigheid. Naast zaken die makkelijk verkocht kunnen worden zoals plastic flessen en metaal is er hier tussen het afval namelijk nog iets in grote getale te vinden: etensresten. Half afgekloven kippenpoten zijn het meest populair. Ze worden gewassen, verhit en gefrituurd en daarna weer verkocht in de winkeltjes op de vuilnisbelt. Tweedehandse kip.
Na onze rondleiding over de vuilnisbelt gaan we naar het Child Care Center waar we meehelpen met het verzorgen van ondervoede babytjes die hier worden opgevangen. Er is genoeg te doen. We geven flesjes melk, schommelen de baby’s in slaap en dweilen de vloer. Ook doen we pogingen om de vieze kinderlijfjes schoon te poetsen, wat niet meevalt. Zelfs na een paar keer grondig wassen krijg je de smerige vuilnisgeur niet uit hun huid.
Ongemerkt is het tijd geworden voor het middageten. Eén van de medewerkers haalt fastfood bij Jollibee, de Filipijnse McDonalds. We hebben trek maar toch krijgen we de eerstehands en vers gefrituurde kippenpoten nauwelijks door onze strot. Het schaamrood staat ons op de kaken. Een wereld van verschil. Zo voelt dat dus.