№ 9 | Deel 2: Midden-Oosten

We kijken. Nee, we turen. Stoten elkaar aan. Is dat…? Zou dat…? Onze harten beginnen sneller te kloppen. Beelden van een boot vol beesten verschijnen op ons netvlies. We zien de kinderbijbelprenten met regenboog, olifanten en giraffen weer voor ons. We kunnen de hamerslagen van Noach bijna horen. We verbeelden ons dat we de besneeuwde bergtop van de reusachtige, vijfduizend meter hoge Ararat recht voor ons zien opdoemen…

Sterrenhemel

We knipperen met onze ogen. We verbeelden ons helemaal niets! Het is ‘m echt! Hoe dichter we de grensplaats Doğubayazıt naderen, hoe groter de Ararat wordt. Vanuit het niets eigenlijk, want eromheen is het volkomen vlak. Ekrem, de Tadzjiekse vrachtwagenchauffeur met wie we nu al voor de tweede opéénvolgende dag onderweg zijn, merkt onze opwinding op. “Ah! Ağrı Dağı!” Hij knikt bevestigend en glimlacht. We kunnen weinig met elkaar praten vanwege de taalbarrière. We spreken nu eenmaal geen Koerdisch, Turks en Tadzjieks, talen die hij wel beheerst, en hij geen Engels. Maar met de enkele woordjes die we wel met elkaar gemeen hebben en een hoop non-verbale creativiteit kom je een heel eind! ‘s Avonds klappen we onze tent uit op ongeveer dezelfde plek waar ooit ook Noach zijn tent moet hebben opgezet: aan de voet van de Ararat. Het verschil is alleen dat wij op het dak van een chauffeursrestaurant slapen, wat er toen hoogstwaarschijnlijk nog niet was. En dat we geen wijngaard konden vinden. De sterrenhemel is echter nog even indrukwekkend als hij toen geweest moet zijn. Wat ongelofelijk mooi! Liggend op onze rug kunnen we hele melkwegstelsels ontwaren. Het is één van de meest bijzondere overnachtingen van onze reis tot nu toe.

Usam

Drie dagen eerder zijn we vertrokken vanuit Istanboel. Eerst met de metrobus en de metro naar de outskirts van de Aziatische kant van de stad, en daarna nog een stukje lopen naar de oprit van de hoofdweg richting het oosten. Het duurde even voordat we een lift te pakken hadden, wat we min of meer ook wel hadden verwacht. Uit een stad wegkomen kan best even lastig zijn. Maar gelukkig, de lift die we plotseling kregen was ook gelijk een hele goeie! We maakten ons voor niets zorgen over de niet al te gunstige plek waar we stonden (weinig stopruimte) want de vrachtwagen stopte gewoon midden op de weg. Maar liefst driehonderd kilometer konden we meeliften in de goede richting. De chauffeur, Usam, was—in konvooi met twee collega’s—met een lading diepvrieskip onderweg naar Irak. Ergens onderweg bij een chauffeursrestaurant trakteerden ze ons op een uitgebreide en voortreffelijke lunch en—raadt eens—verscheidene kopjes çay. Bij de afsplitsing naar Ankara besluiten we uit te stappen want we willen graag de meest noordelijke route, de D100, volgen. Ook deze weg zal ons uiteindelijk in Turks-Koerdistan doen belanden, maar niet in het momenteel erg onrustige zuidoostelijke deel ervan.

Suleiman

De zon is al bijna onder als we midden op de splitsing van twee hoofdwegen aan het besluiten zijn wat ons te doen staat. Proberen een lift naar Gerede te krijgen, de meest nabije plaats? Of doorliften? Tijd om een besluit te maken hebben we niet. De eerste twee vrachtwagens die langsrijden stoppen allebei. We lopen naar de dichtstbijzijnde, een tankwagen. Geladen, zo te zien, want de oranje gevarenbordjes staan uit. De chauffeur blijkt in de goede richting te gaan en maant ons met een hoffelijk gebaar om in te stappen. Tot één uur ‘s nachts rijden we door, dieper en dieper Turkije in, met een vriendelijke volle maan die ons vergezelt. Als onze held, Suleiman, zijn wagen een parkeerterrein oprijdt en met een sissend geluid op de handrem zet, zegt hij dat we gerust in de cabine kunnen overnachten. Hij staat zijn bed af aan ons om zelf in het bovenste bed te kruipen. Protesteren is er niet bij! We zijn overrompeld door deze gastvrijheid. Misschien wat krap maar beter direct een lekker warm matras dan eerst nog een plek voor de tent te moeten zoeken en het hele spul te installeren. We zijn Suleiman enorm dankbaar en al snel liggen we alle drie te ronken.

Ekrem

De volgende dag krijgen we een heerlijk ontbijt met omelet en opnieuw wordt ons verboden onze portemonnee te trekken. We kunnen nog een uurtje meerijden tot Amasya, waar zijn losadres zich bevindt. Amasya blijkt een mooie plaats te zijn met een prachtig gebergte op de achtergrond. We nemen afscheid van Suleiman, steken een kruispunt over en zoeken weer een geschikt liftplekje. Lang staan we er niet. Na een klein kwartiertje liften seint er een truck met zijn lichten: ik ga stoppen voor jullie. Naarmate de truck dichterbij komt valt ons op dat we het vlaggetje en de landcode links op de kentekenplaat nog nooit eerder gezien hebben. We zien: TJ. En dan weten we het ineens: Tadzjikistan. De chauffeur, Ekrem, die inderdaad uit Tadzjikistan blijkt te komen, gaat in de richting van Erzurum en dat willen wij ook. Voor de derde keer achter elkaar treffen we een enorm gastvrije chauffeur. Ekrem is van Koerdische afkomst en werkt voor een bedrijf uit Mardin, een stad in Turkije dicht bij de Syrische grens. Hij rijdt gigantische afstanden en is wekenlang achter elkaar onderweg. Hij is vanuit de Oekraïne via Turkije, Iran, Turkmenistan en Oezbekistan onderweg naar Tadzjikistan en gaat daarna via Kazachstan en Rusland de kant van Georgië op. Een ‘rondje’ om de Kaspische zee dus.

Gastvrijheid

Na een lang stuk rijden stoppen we even bij een groentekraampje, waar Ekrem allerlei verse groenten inslaat. Waarschijnlijk kookt hij onderweg veel zelf. Hij eist dat we twee soorten fruit uitkiezen voor in de cabine. En weer is betalen er niet bij. Zo gaat het de hele dag door, en ook de dagen erna. In deze regio nemen ze het gastheer zijn heel serieus. Iets waar we nog heel veel van kunnen leren! Wat een fantastische cultuur. We snappen nu nog beter waarom Turkije zo’n populair vakantieland is.

In de buurt van Erzurum, in Oost-Anatolië inmiddels, zit de rijtijd van Ekrem erop en bereiken we een grote truckstop waar we gaan overnachten.

Garage

De volgende ochtend blijkt dat er een technisch probleem is: de radiator lekt. Of we het een probleem vinden dat we eerst naar de garage gaan? In het geheel niet, antwoorden we. Het kan makkelijk de hele ochtend duren hoor, waarschuwt hij ons nog. Dat vinden we niet erg. We hebben immers geen haast? Zo zie je maar, reizen is nooit te voorspellen. Bij de garage aangekomen gaat de radiator er in zijn geheel uit en wordt het ding met een servicebusje ter reparatie ergens anders heen gebracht. We maken er maar het beste van en wandelen wat rond op het rommelige industrieterrein. Om ons heen zien we hoge bergkammen aan de horizon en uitgestrekte vlaktes. De lucht is wijds, blauwer dan blauw en lijkt eindeloos. Een totaal ander landschap dan Istanboel. Hier, in het verre oosten van Turkije is het vooral heel erg stil. Anatolië is de grootste provincie van het land en tegelijkertijd ook de provincie met de minste inwoners. Dat merk je. Een heerlijke rust heerst er hier.

Koerdistan

Om één uur ‘s middags zijn de problemen eindelijk verholpen en kan de cabine weer terug op z’n plek gedraaid worden. We nemen afscheid van het aardige garagepersoneel en rijden Erzurum voorbij. Niet veel later zijn we in Turks Koerdistan. De bergen worden steeds indrukwekkender en de dorpjes duidelijk armer. We zien veel schaapskuddes, ontzettend veel stalletjes langs de weg en zelfs kinderen op wilde paarden. Het doet denken aan de spannende cowboyverhalen uit de boeken van Arendsoog met al die paarden, smalle, diepe kloven en canyonachtige valleien. De vrachtwagens vinden het hier minder leuk. Af en toe kruipen we letterlijk omhoog, met een slakkengangetje van twintig á dertig kilometer per uur, om daarna met volle snelheid de berg weer af te denderen. Meestal gaat dat in een rechte lijn, maar soms ook zigzaggend om de vele kuilen en gaten te ontwijken. Als chauffeur moet je hier ontzettend goed op je hoede zijn. Het verraderlijke wegdek, overstekende koeien (een paar keer), een kudde geiten (ook een keer), paard en wagen, mensen die op de weg lopen… Een prachtige belevenis is het in ieder geval! Dat het hier in het oosten onrustig is, merken we ook. Op de tv in de eettentjes waar we af en toe stoppen is het onafgebroken in het nieuws en op de weg komen we regelmatig jeeps met militairen tegen. Eén keer zelfs een tank. Ekrem maakt er grapjes over, in de trant van: als je hier vijf kilometer naar rechts gaat kom je midden in de gevechten terecht. PKK. Trrr… Boem! Bij het zien van onze serieuze gezichten moet hij ontzettend lachen, om ons daarna op het hart te drukken dat we in het veilige deel van Koerdistan zijn en niets hoeven te vrezen. Gelukkig maar.

Doğubeyazıt

En dan, na uren kilometervreten, verschijnen de eerste borden die de Iraanse grens aangeven. Ook aan de trucks die we tegenkomen is het te zien: veel Iraanse kentekens. Iran zelf gaan we vandaag niet meer halen, maar de berg Ararat wel. We stoppen bij een chauffeursrestaurant aan de rand van de grensplaats Doğubeyazıt, met vrij uitzicht op deze reusachtige berg. Van de patron, een alleraardigst baasje die persé met ons op de foto wil, mogen we op het dak slapen. Maar niet voordat we zo’n vijf glaasjes çay aangeboden hebben gekregen en heerlijk hebben gedoucht. We zetten de wekker op vier uur want Ekrem wil op tijd weer verder. Nog één nachtje slapen en slechts een kilometertje of dertig en dan zijn we er: Iran! Welke avonturen zal dit mysterieuze land ons gaan brengen? Onder één van de mooiste sterrenhemels ooit vallen we in slaap en we dromen van duizenden dieren in allerlei soorten en maten die een groot, houten schip uitwandelen.