Al jarenlang ben ik op zoek naar de perfecte kerk. In God geloven zónder, is technisch gezien wel mogelijk, maar wordt steevast afgeraden. “Je moet je wel aansluiten bij een kerk hoor!”, is het advies wat ik van menig broeder en zuster meekrijg. Dat is makkelijker gezegd dan gedaan. Vind maar eens een kerk die bij je past! Tot nu toe heb ik er negenenzestig bezocht, maar nergens heb ik het lang kunnen uithouden. Overal was wel wat. Nee, het vinden van de perfecte kerk valt niet mee.
Vandaag ga ik De Olijfboom bezoeken, een snelgroeiende en steeds populairder wordende kerkgemeente. Ik heb er al veel over gehoord en ben dan ook erg benieuwd…
Als ik het parkeerterrein van De Olijfboom opdraai wijst een joviaal groetende en breed lachende parkeerwacht mij een plekje aan. Met een hart vol verwachting (zal deze kerk ‘m dan eindelijk gaan worden?) draai ik mijn auto in het heerlijk ruime parkeervak. Overal om mij heen zie ik druk pratende ouders en vrolijk huppelende kinderen. Een groepje opgeschoten jongelui loopt mij vriendelijk groetend voorbij. “God bless you”, zegt er eentje. Over een met kleurige tegels aangegeven wandelpad dat zich kronkelt langs strak onderhouden bloemperkjes en klaterende waterpartijen begeef ik mij naar het reusachtige kerkgebouw. Op het dak wapperen talloze vlaggen. ‘Onze vlaggen vertegenwoordigen de verschillende nationaliteiten van de kerkbezoekers’, zo las ik al van tevoren op hun (moderne!) website. Binnen vijf jaar hoopt De Olijfboom van elk land een vlag op het dak te hebben. Ambitie genoeg dus. Momenteel zitten ze op negentig landen. Er is één vlag die boven alle andere uitsteekt. Daarop staan bijna alle christelijke symbolen die het christendom rijk is, samen het logo van deze kerk vormend.
Vanuit alle richtingen komen mensen aangelopen en aangedanst. Ik loop onder een grote boog door, waarop in gouden sierletters de tekst ‘Jezus houd van u’ te lezen valt. Met daarnaast een kleiner boogje voor de kinderen, waarop staat: ‘en ook van jou’. Via een rode loper kom ik terecht bij de hoofdingang. Twee mannen in wit driedelig pak en met een vriendelijke uitstraling staan aan weerszijden van de ingang mensen welkom te heten. Ook ik word warm ontvangen. “Hartelijk welkom lieve broeder! Wat fijn dat u er bent! God houdt on-ge-loof-lijk veel van u! En wij ook!” Na deze stralende woorden, gevolgd door een iets te broederlijke omhelzing zet ik mijn eerste stappen in De Olijfboom. Ik kijk mijn ogen uit. Links en rechts van de ingang staan twee grote tropische planten. Voor mij zie ik een lange, zilveren roltrap met daarboven een gigantisch bord waarop pijlen staan die alle kanten op wijzen. Ze verwijzen onder andere naar een fitnessruimte, een sauna en een lounge café. Toe maar. Zo’n hal had ik nog niet eerder gezien. Niet in een kerk tenminste.
Een zuster in het geloof neemt met een brede glimlach mijn jas aan terwijl op hetzelfde moment een andere zuster aan mij vraagt of ik van koffie houd. “Jazeker”, zeg ik. “Zwart, geen suiker.” Terwijl de zuster koffie haalt kom ik tot rust door zachte gospelmuziek op de achtergrond. Heerlijk. En kijk, daar is ze alweer, met mijn koffie. Ik knik beleefd als dank en laat de koffie (kwaliteit! pluspunt!) samen met de muziek op me inwerken.
“En?” vraagt een broeder die met een kopje thee in zijn hand plotseling naast me staat. “Mooie muziek?” Ik knik. “Vind ik ook”, gaat de man verder. “Deze muziek is gemaakt door onze eigen band. Ik zing er trouwens ook in mee.” Een dikke knipoog volgt. Voor ik iets terug kan zeggen word ik aan mijn arm meegetrokken. “Kom broeder, het is tijd om God te gaan ontmoeten!” Een grote Afrikaanse zuster in felgekleurde jurk en met een tamboerijn in haar hand brengt me naar de grote zaal. Op weg ernaartoe word ik van alle kanten vriendelijk begroet, toegeknikt en zelfs eventjes geknuffeld. “Ja, ja”, zo doen we dat hier”, zegt een breed lachende man met tandpastalach die achter me loopt en mijn steeds verbaasder wordende blik ziet. “Dit doet lang niet elke kerk hoor!”, voegt hij er nog aan toe. Dat geloof ik graag. Ik heb het in ieder geval nog niet eerder meegemaakt.
En dan begint het spektakel. De hele dienst is een aaneenschakeling van energieke sprekers, gevoelige muziek, opzwepend gedans, hilarische toneelstukjes en ontroerende filmfragmenten. De tijd vliegt voorbij en ineens is de dienst alweer afgelopen. Op weg naar de uitgang krijg ik een handjevol folders in mijn handen geduwd en word ik terloops gezegend door een speciale ‘gezalfde’ broeder, zo valt te lezen op zijn naamkaartje. Terwijl ik terug naar mijn auto loop word ik begeleid door gillende kinderen met vlaggetjes, feestmutsen en vrolijke knutselwerkjes.
Bij mijn auto aangekomen ontdek ik een felgeel papiertje onder de ruitenwissers met de tekst: ‘bedankt voor uw bezoek aan De Olijfboom. Wij hopen u volgende week weer terug te zien!’ Daaronder een bankrekeningnummer. Ik stap in mijn auto en leg het papiertje op de bijrijdersstoel. Daar liggen nog veel meer kerkfoldertjes. In totaal heb ik er nu zeventig.
In een lange stoet rijd ik de parkeerplaats af. De weg voert door een ouder gedeelte van de stad dat minder goed bekend staat. Dicht aan de weg staan oude rijtjeshuizen met onverzorgde tuintjes en graffiti op de muren. Op de hoeken van de straten hangen groepjes jongeren die verveeld naar het langsrijdende verkeer staan te kijken. Plotseling zie ik nog iets. Er zit een vuil, klein jongetje op de stoeprand, helemaal ineengedoken. Daardoor kan ik zijn gezicht niet goed zien. Maar dat maakt niet uit. Zomaar ineens weet ik dat ik moet stoppen. Ik rem af, vrij abrupt, wat resulteert in agressief getoeter en een opgestoken middelvinger van mijn achterligger. Terwijl de bestuurder mij met hoge snelheid voorbij raast, valt mijn oog op de achterbumper. Die sticker. Hetzelfde logo stond ook op de vlag van De Olijfboom.
Ik laat mijn auto langs de kant van de weg staan en stap uit. Haastig loop ik in de richting van het kind. Pas als ik vlakbij hem ben, merkt hij me op. Ik word gegrepen door twee lege, betraande ogen die me verbaasd en wantrouwig aanstaren. Ik vraag of ik naast hem mag zitten. Hij haalt zijn schouders op. Er ontstaat een gesprek, en met horten en stoten vertelt de jongen waarom hij met gebogen hoofd op de stoep zit. Ik word er door geraakt. Het is niet iets om vrolijk van te worden.
Er valt een stilte. Ik weet weinig meer te zeggen. Mijn gedachten gaan uit naar de kerken die ik de laatste maanden bezocht heb. Heb ik daar ooit iets ervaren van hetgeen ik op dit moment in mijn hart voel? Het verlangen van Gods hart? Jezus’ bewogenheid voor mensen? Nee. Ik heb de afgelopen zondagen van alles ervaren maar dit is nieuw voor mij. En terwijl ik samen met dit kind zomaar, in een onbekende wijk in een onbekende straat, op de stoeprand zit maakt Hij me iets duidelijk:
“Waar twee of drie in Mijn naam samen zijn, ben ik in het midden.”
Voor het eerst in mijn leven heb ik een kerk gevonden die bij me past. Mijn zoektocht is beëindigd.