№ 23 | Deel 3: Centraal-Azië
En toen zat onze periode in Centraal-Azië er alweer op. Oké, nog één verhaaltje dan. Pasgeleden brachten we het weekend door in een dorpje twee uur rijden verderop. Je hebt een taxi nodig om daar te komen, dus dat deden we. Op naar de taxistandplaats.
“Nog twee personen, nog twee personen!” roept een taxichauffeur ons toe. Een paar chauffeurs ernaast zeggen hetzelfde. Taxi’s rijden hier nooit weg met minder dan vier passagiers. Dat is mooi, denken we, want als wij dus de laatste twee zijn, kunnen we gelijk vertrekken. We kiezen een iets ouder, betrouwbaar uitziend iemand uit, want die rijden meestal ietsje minder hard en roekeloos dan de jongere gastjes. Het blijkt niet helemaal waar wat de taxichauffeur zegt. In plaats van twee heeft hij nog maar één andere passagier en omdat deze vindt dat de zoektocht naar de laatste passagier te lang duurt loopt hij uiteindelijk weg. Ja, zo komt een taxi nooit vol natuurlijk. Als de chauffeur terugkomt met de—naar hij dacht—vierde klant, en ziet dat zijn eerste passagier weg is wordt hij boos en gaat dan noodgedwongen opnieuw op zoek. Als vervolgens deze nieuwste klant tot onze frustratie óók weer wegloopt zijn we het zat en en gaan we op zoek naar een andere taxi. Later horen we dat taxichauffeurs altijd roepen dat ze er “nog maar één” of “nog maar twee” nodig hebben, ook al is hun taxi helemaal leeg.
Uiteindelijk lukt het ons dan toch. Onze nieuwe chauffeur is een vrolijke man met hawaïhemd en zonnehoed en de prijs is goed. Zodra hij doorkrijgt dat we zijn taal een (heel) klein beetje machtig zijn beginnen de vragen. Waar we vandaan komen, wat we van zijn land vinden, vragen over onze families, en ga zo maar door. Af en toe wordt het gesprek onderbroken omdat we moeten stoppen voor een politie-checkpoint waarbij de zonnehoed snel afgaat en de gordel losjes wordt omgedaan. Altijd beter om het erop te laten lijken dat je je aan de regels houdt en er zo onopvallend mogelijk uitziet. De handdruk met daarin de bijverdienste voor de agent wordt liever vermeden. Gelukkig, op deze rit ontspringt onze chauffeur de dans want het zijn steeds andere auto’s die staande worden gehouden.
Het onderwerp familie blijkt hem het meest te interesseren. En dan met name ons huwelijk. Waarschijnlijk raakt hij bezorgd over het feit dat we al vier jaar getrouwd zijn maar nog steeds geen kinderen hebben. Dat kan in deze cultuur natuurlijk niet. Of het misschien voor Joost Jan geen tijd wordt voor een tweede vrouw? De chauffeur meent het, want hij begint te toeteren naar elke vrouwspersoon die er in zijn ogen geschikt uitziet. “We hebben heel veel goede vrouwen hier hoor!”, knipoogt hij lachend. Wat we ook aanvoeren (een tweede vrouw is veel te duur, het is verboden in Nederland, G. voldoet prima), het helpt allemaal niets. Er moet volgens hem echt een vrouw bij en hij is niet van plan erover op te houden.
De fruitstalletjes langs de kant van de weg brengen uiteindelijk uitkomst. Eindelijk, verandering van onderwerp. Omdat we te gast zijn moet er fruit voor ons gekocht worden en bij elk stalletje mindert onze vrolijke taxichauffeur vaart om te kijken of er iets tussenzit. Ondertussen wil hij weten wat alle fruitnamen zijn in het Nederlands, wat grappig is omdat veel woorden in het Russisch hetzelfde zijn en dit voor verwarring zorgt. Abrikozen bijvoorbeeld. Wat ook is wat hij voor ons koopt. Niet lang daarna arriveren we in het dorpje. Met fruit, maar zonder tweede vrouw.