oktober 2015

  • Tikkertje is gratis

    Tikkertje is gratis

    № 14 | Deel 3: Centraal-Azië

    “Maar meneer, ik héb het toch ook goed gedaan?” Vertwijfeld gooit Salim zijn handen in de lucht. “Ik heb er bijna drie weken voor geleerd!” De leraar knikt langzaam. Met een indringende blik kijkt hij de wanhopige jongen aan. Er valt een stilte. “Je luistert niet goed”, zegt de leraar dan zacht. “Ik zei niet dat het niet goed was. Ik zei: je kúnt er een negen voor krijgen. Maar dat is aan jou.” Hij grijnst, en zijn vingers maken het bekende geldgebaar.

    Bovenstaande sluit aan op onze vorige post. Dergelijke praktijken gebeuren hier echt. Te triest voor woorden nietwaar?

    Nu iets waar je wel vrolijk van wordt. Tenminste, wij wel. Loop een willekeurige korte straat af, kijk links en rechts de steegjes in en je bent ze al ergens tegengekomen. Spelende kinderen. Lijkt dit in Nederland op steeds meer plekken een uitzondering te gaan worden, hier is dat geenszins het geval. Grote kans dat daar economische motieven aan ten grondslag liggen. Xboxen zijn duur. Tikkertje is gratis.

    Maar het zijn niet alleen de kinderen die ons vrolijk stemmen. Ook volwassenen en zij die tussen de eerste en tweede groep invallen doen dat. Zwermen puberende scholieren, voorbij schuifelende opaatjes met mantel en bontmuts, verkoopvrouwtjes achter hun groenten en fruit… Zoveel mensen hier op straat. Zoveel te doen. Ontmoetingen, begroetingen, gelach, geschreeuw. Sneeuw en kou lijkt hen niet te deren. De bevolking van Centraal-Azië leeft het liefst op straat.

  • In de bus

    In de bus

    № 13 | Deel 3: Centraal-Azië

    Wat is het hier toch een heerlijk rommeltje. Neem bijvoorbeeld het openbaar vervoer. Spotgoedkoop, want ongeveer dertien eurocent per rit. Je zit dan wel opgepropt in een marsjroetka (маршрутка) maar dat is juist leuk. Een belevenis op zichzelf en één van de beste manieren om erachter te komen hoe het leven hier in elkaar steekt. Er zijn marsjroetka’s in twee groottes: De Hyundai Starex minivan en de Mercedes Sprinter. Ze nemen standaard teveel mensen mee maar dat woord kennen ze niet. Hoe meer mensen, hoe lucratiever voor de chauffeur. Ook wel nodig trouwens, want alle reparaties zijn voor eigen rekening.

    Betalen gaat op een bijzondere manier. Mocht je achterin zitten dan tik je op de schouder van de persoon voor je en overhandigt hem of haar een verfrommeld bankbiljet, wat vervolgens net zo lang naar voren doorgegeven wordt totdat het uiteindelijk bij de chauffeur terechtkomt. Vervolgens komt het eventuele wisselgeld in tegenovergestelde richting jouw kant op. Een andere mogelijkheid is om het geld aan de hulpjongen te geven, wiens taak voornamelijk het open en dichtschuiven van de zijdeur is, en het ‘naar binnen schreeuwen’ van passagiers. Je kunt je wel voorstellen dat deze wijze van betalen in een bijna constant vol busje met steeds in- en uitstappende passagiers (je kunt erin en eruit waar je zelf wilt maar je moet wel schreeuwen) het allemaal nogal onoverzichtelijk maakt. Constant gaan er briefjes heen en weer, en als je in het midden zit ben jij meestal degene die door mag geven. Tik, tik, weer een briefje. Gezellig toch?

    Over gezellig gesproken: sommige busjes doen aan als een heuse huiskamer. Flatscreen tv, reusachtige geluidsboxen, een met stof en leer beklede binnenkant en natuurlijk: muziek! Wil je meer leren over dit land en zijn bewoners, ga dan met de marsjroetka. Alles komt voorbij. Schoolkinderen in stemmig schooluniform en donkere jas (vrolijke kinderjassen zie je hier nauwelijks), opa’s met vierkant moslimhoedje en kabouter Plop-baard, dames in bontjassen en bontjurken, zakenmannen en werklui, giechelende pubermeisjes en soms, heel af en toe, een paar verdwaalde westerlingen.

    Het openbaar vervoer is hier dus behoorlijk anders dan in Nederland. Minder georganiseerd en minder strak. Alles kan, zo lijkt het. Dat laatste geldt trouwens zéker voor het verkeer in het algemeen, en de rijstijl in het bijzonder. De meest ongelooflijke en uitermate onverantwoorde manoeuvres (waarvoor je in Nederland je rijbewijs onmiddellijk mag inleveren) vinden hier om de haverklap plaats. Tegen het verkeer inrijden bijvoorbeeld, of op een drukke tweebaansweg een auto inhalen die zelf óók aan het inhalen is, levensgevaarlijk afsnijden, plotseling stilstaan midden op de weg, dat soort dingen.

    Wat er aan verkeer zoal rondrijdt is een interessante mengelmoes van ongelooflijk oud tot twijfelachtig nieuw. Een dikke V8 Toyota Landcruiser is een normaal gezicht (meestal van één van de talloze ngo’s hier) en ook Porsches en Lexussen zijn geen uitzondering. Zelfs Ford Mustangs, Hummers en een Audi R8 hebben we gespot. Meer gangbaar echter zijn de oudere modellen Opel Astra en Mercedes-Benz. Gangbaar is niet helemaal het juiste woord. Ze zijn all over the place. Duitse degelijkheid doet het hier goed. Af en toe zien we zelfs een Opel of Mercedes met een ‘NL’ sticker achterop. Leuk toch? Een derde, niet te vergeten automerk is de Lada. Niet alleen favoriet onder de gewone burgers, ook het halve wagenpark van de politie bestaat eruit. In welk land zie je dat nou nog: een blauwwitte ouwe gare Lada (inclusief reusachtige zwaailamp), een statige verkeersagent ervoor met een enorme, bovenmaatse pet op zijn hoofd en een rode staaflamp in zijn hand, speurend naar automobilisten om smeergeld af te troggelen? Wel, welkom in Centraal-Azië!

    Smeergeld en corruptie. Ja, helaas. Ook dat is Centraal-Azië. Volgende keer meer hierover.

  • Pizza met brood

    Pizza met brood

    № 12 | Deel 3: Centraal-Azië

    “For decades—centuries even—much of the world has regarded Central Asia a little more than a blank on the map, synonymous not with the centre of Asia but with the middle of nowhere.”

    Zo begint de inleiding over Centraal-Azië in de Lonely Planet. En, wees eerlijk, wat weet jij van dit deel van de wereld? Voor ons was het voor we hierheen gingen precies zoals de LP het beschrijft: niet veel meer dan een witte vlek op de kaart. Wat we wisten was dat het ergens tussen Rusland en China ligt, dat het veel onherbergzame gebergtes heeft en dat er herders met spleetogen en bontmutsen moeten rondlopen. En ja hoor—zoek maar eens plaatjes—dat klopt. Maar Centraal-Azië is meer. Wat? Daarover zullen we de komende maanden schrijven. Over onze ervaringen in een deel van de wereld waar je weinig tot geen toeristen ziet en dat, behalve Afghanistan, nagenoeg nooit in het nieuws komt.

    Deze keer willen we iets vertellen over het eten. We citeren opnieuw de Lonely Planet:

    “Food should not be the main reason you come to Central Asia.”

    Nee, een culinair paradijs is het hier inderdaad niet. Maar dat hadden we ook niet verwacht. Omdat de mensen die hier wonen overwegend arm zijn, is het eten eenvoudig, en—omdat het leven zwaar is en de winters koud—vooral basic. Denk aan vette soep, wortels, uien, aardappels en yoghurt. Daarnaast krijgen we met enige regelmaat ош geserveerd (spreek uit als ‘osj’), hét regionale gerecht. Osj bestaat uit in olie gebakken rijst met wortel, ui en pietepeuterige kleine stukjes vlees. Van dit vlees moet je je überhaupt niet al te veel voorstellen. Het is vettig en taai en bevat in de meeste gevallen meer bot dan vlees omdat het afvalvlees uit het westen betreft. Kwaliteitsvlees is hier een absoluut luxeproduct. De enige uitzondering hierop is misschien de shaslick, een lekkernij die op straatbarbecues voor niet al te hoge prijzen te verkrijgen is.

    Een aantal weken terug hebben we een bevriend gezin meegeholpen met het inmaken van tomatensaus voor de winter. Dit klinkt eenvoudiger dan het was. Enorme bergen tomaten, uien, paprika’s, aubergines en knoflookteentjes zijn er doorheen gegaan. Geschild, in stukjes gesneden en daarna gekookt in een reusachtige pan. Het hele project duurde twee dagen. Resultaat: zestig liter pastasaus. Groenten inmaken wordt in de herfst door wel meer mensen gedaan. Veel groenten, zoals tomaten, zijn ‘s winters namelijk niet meer verkrijgbaar of peperduur. Ook met fruit is dit zo. In oktober hebben we veel druiven gegeten maar nu in november zie je ze al haast niet meer. In feite heel normaal natuurlijk. Het seizoen bepaalt wat er te krijgen is. Er wordt wel voedsel geïmporteerd, maar alleen expats en rijken kunnen dit zich veroorloven. Er zijn geen havens in Centraal-Azië en aanvoerroutes over land zijn lang en bergachtig. Invliegen is uiteraard ook duur, wat dus betekent dat voor de meeste mensen de maaltijden simpel en eentonig zijn.

    Tot slot nog iets over het brood. Bij elke maaltijd wordt нон (non) geserveerd: een soort afgeplat, rond stokbrood. Dit brood eet men werkelijk met alles en is onlosmakelijk verbonden met de cultuur. De bedoeling is dat je het brood mét het gerecht eet. Dus: soep met brood, rijst met brood, gebakken aardappels met brood, pizza met brood… Pizza zei je? Maar pizza ís toch…

  • Duizelingwekkend Dubai

    Duizelingwekkend Dubai

    № 11 | Deel 2: Midden-Oosten

    Na slechts een uurtje vliegen landen we letterlijk in een andere wereld: Dubai. Geen geblokt internet meer. Geen chaotisch verkeer. Geen verplichte hoofd-, arm- en beenbedekking voor G.. En geen constante, starende blikken. We herkennen de bekende fastfoodketens waarvan je weet hoe het smaakt. We zien de Carrefour. We horen Engels om ons heen. Lezen Engelse teksten. Zien mannen in korte broeken. En ja hoor: we kunnen weer pinnen. Wat een vrijheid. Wat een gemak. En wat een verschil met Iran. Dit. Heet. Luxe.

    Even omschakelen

    Extravagante luxe, om precies te zijn. Nadeel: de prijzen zijn er ook naar. Het verschil met het spotgoedkope Iran had niet groter kunnen zijn. De taxichauffeur bij de aankomsthal lacht ons hartelijk uit als we een voorstel doen van vijfentwintig dirham voor een kort ritje naar Dubai Festival City, het dichtstbijzijnde winkelcentrum. De prijzen beginnen bij vijfendertig, en dat alleen om de meter te laten lopen. Theoretisch gezien kunnen we ook met de bus, maar daarvoor heb je een red-, silver- of gold card nodig, verschillende soorten ov-kaartjes die alleen bij de vertrekhal te koop zijn. En die is een heel eind verderop, wat in de weinig plezierige woestijnhitte van Dubai geen leuk wandelingetje is. Maar, zo vertelt een vriendelijke man bij de bushalte ons, als je het terrein van de luchthaven afloopt en dán een taxi pakt is het de helft goedkoper. Een goede tip. Ook dat is warm met een backpack op je rug (al zijn die van ons gelukkig niet al te zwaar) maar het is minder ver lopen dan naar de vertrekhal. Uiteindelijk vinden we een Ethiopische taxichauffeur die ons voor dertig dirham naar Dubai Festival City wil brengen. Prima. Even de airco opzoeken. Daar aangekomen blijkt dat er ook een Ikea is. Wat is dat leuk om te zien zeg. Overal winkelende expats waardoor je in eerste instantie denkt dat je gewoon in de Ikea van Amsterdam of Duiven bent. Niets is minder waar. Opeens zijn daar de Filippijnse en Keniase nanny’s met de kinderwagens, braaf meelopend achter de zwart-witte Emirati’s: de man in een witte jurk en de vrouw in een zwarte boerka. Zelfs haar ogen zie je niet.

    Mohsen

    ‘s Avonds worden we opgehaald door Mohsen, onze gastheer voor drie nachten. Lang leve couchsurfing. Terwijl we ons comfortabel laten wegzakken in de diepe stoelen van zijn BMW en de skyline van Dubai aan ons voorbij glijdt, vertelt Mohsen in het kort zijn verhaal. Hij komt uit Egypte en is hierheen gekomen voor werk. Hij heeft een goede baan bij een grote kledingketen. Mohsen vindt het hier fijn wonen en heeft veel vrienden. Alleen beginnen de huurprijzen de pan uit te rijzen. Zelfs de kleine studio die hij huurt is al peperduur, en dat is in Dubai International City, wat nog verder is dan de laatste metrohalte. Het centrum met zijn beroemde skyline is alleen voor de superrijken.

    Groot, groter, grootst

    De volgende dag ontdekken we het oude, oorspronkelijke Dubai, varen we voor één dirham met een bootje over de Creek en bezoeken we de Dubai Mall, het grootste winkelcentrum ter wereld. Daarbinnen bevindt zich, naast een verbluffende hoeveelheid winkels, het grootste aquarium ter wereld en daarbuiten spettert de Dubai Fountain, de grootste fonteinshow ter wereld. En die ligt weer aan de voet van de Burj Kalifa, de hoogste tóren ter wereld. Ook brengen we een bezoek aan Level 43, een rooftopbar met misschien wel het duurste glas water ter wereld: vijf euro! Geen lang bezoek dus, maar het uitzicht over de stad is prachtig.

    Te warm

    Dubai. Tja, wat moet je ervan zeggen? Mooi om eens te zien en te ervaren maar nee, geen stad voor ons. Al is het alleen al om de temperatuur. Zevenendertig graden toen wij er waren, wat voorjaarstemperaturen zijn voor Mohsen. Lekker temperatuurtje voor een dagje strand, vertelt hij, want in de zomer wordt het hier pas echt smoorheet. Blij dat we er zijn in oktober, denken we allebei. Zevenendertig graden is met die hete, droge woestijnwind warm genoeg voor ons. Na vijf minuten lopen ben je al kleddernat van het zweet. Reden om de dag erop lekker ‘thuis’ te blijven in Mohsen’s airco-gekoelde appartement. Even heerlijk skypen met familie en via de telefoon Indiaas eten bestellen—wat precies pittig genoeg was voor Joost Jan en iets te pittig voor G.

    Na een paar dagen genieten van de luxe van Dubai stappen we opnieuw op het vliegtuig. Op weg naar een nieuwe horizon. Dag Dubai! Hallo Centraal-Azië!